De Kamervragen die zijn gesteld gaan in op het online verstrekken van abortuspillen en de naleving van de Nederlandse wetgeving op dit gebied door abortusklinieken. Zo gaan de vragen in op de status van het wetsvoorstel tot een wijziging van de Geneesmiddelenwet die onder andere het voorschrijven van medicijnen via internet mogelijk zal maken. Momenteel is hiervoor een beleidsregel opgesteld die het online voorschrijven mogelijk maakt, maar voor abortuspillen gelden specifieke eisen uit de Wet afbreking zwangerschap (Wafz). Het is aan abortuszorgverleners om te beoordelen of zorg op afstand aan deze eisen voldoet, met toezicht door de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ). De minister geeft in haar antwoord aan dat eén kliniek heeft aangegeven gebruik te maken van de beleidsregel voor online consulten, vooral voor vrouwen die niet in staat zijn of niet willen langskomen. Ze stellen te voldoen aan de zorgvuldigheidseisen van de Wafz. Momenteel is sprake van een gedoogconstruct en deze gedoogconstructie wordt niet als onwenselijk gezien door de minister omdat goede zorg ook zonder specifieke beleidsregels kan worden gegarandeerd, mits aan alle wettelijke eisen wordt voldaan.
Sinds 2002 schat het RIVM jaarlijks de gemiddelde stralingsblootstelling per lid van de Nederlandse bevolking als gevolg van medische blootstelling voor radiodiagnostiek en interventieradiologie, in opdracht van de minister van VWS. Deze schatting vereist gegevens van zorgaanbieders, waaronder aantallen uitgevoerde radiologische onderzoeken, interventies en dosisgegevens per onderzoek. Vanaf 2002 tot 2018 bestond een wettelijke verplichting om deze gegevens aan te leveren. Deze verplichting is in 2018 per ongeluk komen te vervallen. Met deze voorgestelde wijziging van hetBesluit basisveiligheidsnormen stralingsbescherming (Bbs)herleeft de eerdere verplichting. Met het vastleggen van deze verplichting wordt geborgd dat de minister aan zijn Europese verplichting kan voldoen.
De verkorte reactietermijn is drie weken.
Internetconsultatie: Wijziging Besluit basisveiligheidsnormen stralingsbescherming
De huisarts heeft de dochter van klager vanaf haar geboorte in 2012 behandeld. Klager en de moeder van dochter zijn gescheiden. Klager verwijt de huisarts – kort gezegd – dat de huisarts bij de behandeling onzorgvuldig heeft gehandeld. Het college komt tot het oordeel dat de klachtonderdelen over het medisch handelen van vóór de datum van 17 januari 2013 zijn verjaard. Wat de periode erna betreft, is één van de klachtonderdelen deels gegrond. Dit klachtonderdeel heeft betrekking op de dossiervoering. Klager stelt dat hij niet door de huisarts was benaderd om toestemming te geven voor een verwijzing. Het is het college gebleken dat de dossiervoering van de huisarts incompleet is. Zo heeft de huisarts de toestemming van klager, die er volgens de huisarts wel moet zijn geweest, niet in het medisch dossier van de dochter aangetekend. Daarom kan het college niet vaststellen dat de toestemming is gevraagd. Het college is van oordeel dat de geconstateerde onzorgvuldigheid ondanks het tijdsverloop van een zodanig gewicht is dat niet kan worden afgezien van een maatregel. Het college legt de huisarts een waarschuwing op.
RTG 's Hertogenbosch 28 maart 2024, zaaknr. H2022/4921, ECLI:NL:TGZRSHE:2024:20
De echtgenoot van klaagster (hierna: de echtgenoot) is in september 2022 opgenomen in een hospice waar de huisarts de medische zorg verleende. De echtgenoot is, na palliatieve sedatie, in oktober 2022 overleden.Klaagster verwijt de huisarts onder andere dat zij onvoldoende informatie heeft gegeven over de palliatieve sedatie bij haar echtgenoot, onzorgvuldig heeft gecommuniceerd. Deze klachtonderdelen zijn gegrond, volgens het Regionaal tuchtcollege (RTG). De huisarts heeft niet voldoende geverifieerd of klaagster begreep wat palliatieve sedatie inhield en wat de consequenties ervan waren. Dit had tot gevolg dat klaagster geen afscheid heeft kunnen nemen van haar echtgenoot. Ook heeft de huisarts nagelaten te verifiëren of klaagster begreep waarom de echtgenoot in slaap moest worden gehouden en of ze daadwerkelijk toestemming gaf voor palliatieve sedatie. De huisarts heeft hierin niet de regie genomen en haar verantwoordelijkheid niet genomen, wat het college haar zwaar aanrekent. Ook oordeelt het college dat de communicatie in het algemeen onvoldoende en onzorgvuldig was gedaan door de huisarts. Bij de zwaarte van de maatregel telt ook mee dat de huisarts in deze tuchtprocedure blijft volhouden dat zij steeds duidelijk met klaagster heeft gecommuniceerd. Zij heeft niet ingezien dat klaagster een totaal andere benadering en beleving had. Gelet op de aard en het doel van het verblijf in een hospice had de huisarts hier bijzonder alert op moeten zijn. Het RTG legt de huisarts een berisping op.
RTG ‘s-Hertogenbosch 27 maart 2024, zaaknr. H2023/5258, ECLI:NL:TGZRSHE:2024:19
De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) heeft bij het Regionaal Tuchtcollege (RTG) tegen een MDL-arts een voordracht ingediend om een voorziening wegens ongeschiktheid tot het uitoefenen van het beroep van arts te treffen. Het is het college gebleken dat er bij de arts sprake was van vroege remissie bij langdurige chronische verslavingsproblematiek met meermalen recidive, deze recidive vonden meestal binnen een jaar plaats. Het RTG wijst de voordracht toe omdat het college op dat moment onvoldoende vertrouwen had dat de verslaving en het daarmee gepaard gaande gedrag dermate onder controle is dat er in de nabije toekomst geen risico zal zijn voor de patiëntveiligheid. Het RTG legt de arts de maatregel op van doorhaling van de inschrijving in het BIG-register. De arts gaat hiertegen in beroep. Het Centraal Tuchtcollege (CTG) overweegt dat enerzijds geldt dat de MDL-arts bekend is met een opiatenverslaving en sinds januari 2023 in remissie was met eerder bijkomend recidiverend opiatenmisbruik. Dat ook de medische aandoening die aanleiding was tot gebruik van opiaten blijft voortduren en een risico voor een terugval kan betekenen. Anderzijds heeft de MDL-arts concrete en controleerbare stappen gezet in de goede richting. Bovendien zijn er geen patiënt-gerelateerde incidenten gemeld. Gelet op de nog vrij recente remissie acht het Centraal Tuchtcollege het te vroeg om af te zien van het geven van een voorziening. Het CTG oordeelt dat de arts inmiddels ruim een jaar aantoonbaar op de goede weg is, vernietigt de beslissing van het RTG voor zover de inschrijving van de arts daarbij is doorgehaald. en zal de arts enkele aan de uitoefening van het beroep van arts verbonden bevoegdheden ontzeggen. Tevens zal het CTG aan de beroepsbeoefening van de arts enkele voorwaarden verbinden.
CTG Den Haag 27 maart 2024, zaaknr. C2023/2067, ECLI:NL:TGZCTG:2024:65
Zedenzaak. Een 55-jarige huisarts is door het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch in twee strafzaken veroordeeld tot in totaal zeven jaar gevangenisstraf en een beroepsverbod van veertien jaar voor het verkrachten van patiëntes. De huisarts deed volgens het hof alsof bepaalde medische onderzoeken noodzakelijk waren, terwijl hij in feite seksuele handelingen bij de patiëntes uitvoerde. Daarnaast heeft de huisarts zich schuldig gemaakt aan aanranding. Dit leidt tot het oordeel van het hof dat de huisarts tijdens lichamelijk (intravaginaal) onderzoek vier van zijn patiëntes verkrachtte, één patiënte twee keer. Omdat de verklaringen van de patiëntes volgens de huisarts niet betrouwbaar zijn, vroeg hij om vrijspraak. Tevergeefs. De verklaringen van de patiëntes komen volgens het hof dusdanig overeen, dat sprake is van een herkenbaar patroon in het handelen van de huisarts. Volgens het hof heeft de huisarts op grove wijze misbruik gemaakt van zijn positie als huisarts. Dat de patiëntes bovendien kwetsbaar en op leeftijd waren, weegt het hof mee in de strafbepaling. Ook moet de huisarts aan de (nabestaanden van de) patiëntes schadevergoeding betalen.
Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 22 maart 2024, ECLI:NL:GHSHE:2024:949 en ECLI:NL:GHSHE:2024:961
Deels gegronde klacht tegen huisarts. De huisarts verwees een patiënt (de echtgenoot van klaagster en de vader van de partner van de huisarts) naar de neuroloog, terwijl zij niet de huisarts van die patiënt is. Klaagster verwijt de huisarts onder meer dat zij misbruik maakte van haar positie als arts bij haar contacten met het ziekenhuis. De huisarts erkent dat zij niet juist heeft gehandeld. Het Regionaal Tuchtcollege (RTG) stelt vast dat de huisarts haar persoonlijke betrokkenheid zwaarder heeft laten wegen dan de in de KNMG-gedragscode aanvaarde uitgangspunten van integriteit en onafhankelijkheid (kernregel 12 “Als arts voorkom je belangenverstrengeling die de patiënt of die het vertrouwen in de gezondheidszorg kan schaden. Je bent transparant over je overige belangen.”). Volgens het RTG heeft de huisarts hiermee misbruik gemaakt van haar professionele hoedanigheid en het vertrouwen in haar vak en de medische beroepsgroep geschaad. Dit klachtonderdeel is gegrond. De klacht is voor het overige ongegrond. Hoewel bij dit onzorgvuldig handelen volgens het RTG in beginsel een berisping past, legt het RTG legt een waarschuwing op omdat de huisarts de onjuistheid van haar handelen inziet en aan klaagster haar excuses heeft aangeboden.
RTG Amsterdam 22 maart 2024, ECLI:NL:TGZRAMS:2024:60
Deels gegronde klacht tegen huisarts. De nabestaanden van de patiënt – die zijn heup had gebroken en kort daarna thuis is overleden – vinden dat de huisarts onder meer niet voortvarend genoeg heeft gehandeld in de zorg aan de patiënt in diens laatste levensfase, onvoldoende palliatieve zorg heeft geleverd en dat de dossiervoering gebrekkig was. Het Regionaal Tuchtcollege (RTG) acht dat deel van de klacht gegrond. Volgens het RTG heeft de huisarts een te passieve rol aangenomen en onvoldoende regie gevoerd. Zo heeft hij niet voortvarend gehandeld bij de wondzorg aan de patiënt, geen duidelijk beleid genoteerd in het dossier en de patiënt en klagers (de nabestaanden) niet adequaat voorgelicht. Het is verder (uit het dossier) niet duidelijk geworden hoe de huisarts het palliatief traject heeft vormgegeven. Het RTG benadrukt dat dossiervoering essentieel is voor de continuïteit van zorg, maar dat de dossiervoering door de huisarts onder de maat was. De huisarts wordt berispt.
RTG Amsterdam 22 maart 2024, ECLI:NL:TGZRAMS:2024:61
Deels gegronde klacht tegen psychiater. Op verzoek van Veilig Thuis heeft de psychiater een verklaring over zijn patiënte (klaagster) gegeven. Klaagster verwijt de psychiater onder meer dat hij daarmee zijn beroepsgeheim heeft geschonden. Het Regionaal Tuchtcollege (RTG) oordeelt dat de psychiater – in dit geval van vermoeden van kindermishandeling door klaagster – zonder haar toestemming informatie aan Veilig Thuis mocht verstrekken. Wel had de psychiater eerst aan klaagster moeten laten weten welke specifieke informatie hij van plan was te geven en klaagster daarvoor toestemming moeten vragen. Het RTG verwijst daarbij naar de KNMG-meldcode Kindermishandeling en huiselijk geweld (de anno 2024 geldende versie, toen gold versie 2015) en waarschuwt de psychiater.
RTG Amsterdam 19 maart 2024, ECLI:NL:TGZRAMS:2024:58
De Registratiecommissie Geneeskundig Specialisten (RGS) neemt besluiten over (her)registratie, opleidingen en erkenningen en voert de regelgeving van het College Geneeskundige Specialismen (CGS) uit. Vorige week heeft de RGS het jaarverslag ‘Samen voor kwaliteit’ gepubliceerd. In het jaarverslag wordt gefocust op de voorbereiding op uitvoering van de erkenningssystematiek in lijn met het Kaderbesluit van het CTG, wat in 2023 bij de RGS centraal stond.
RGS Jaarverslag 2023: Samen voor kwaliteit, 19 maart 2024
Naast het jaarverslag, heeft de Registratiecommissie Geneeskundig Specialisten (RGS) ook het jaarplan ‘Verbeteren vanuit vertrouwen’ gepubliceerd. Eén van de speerpunten voor 2024 is gericht op het voorbereiden op de (per 2025) nieuwe systematiek rond erkenningen van de opleidingsorganisaties en -professionals. Een ander speerpunt is het optimaliseren en digitaliseren van de processen van de RGS.
RGS Jaarplan 2024: Verbeteren vanuit vertrouwen, 19 maart 2024
De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) constateert in de ‘Monitor toegankelijkheid van zorg’ dat de toegankelijkheid van zorg in veel sectoren nog steeds onder druk staat. Volgens de NZa speelt het structureel hoge ziekteverzuim daarbij een grote rol. Uit de monitor blijkt ook dat de wachtlijsten in de huisartsenzorg steeds verder toenemen. Ook in de langdurige zorg en de geestelijke gezondheidszorg blijven de wachttijden hoog. Daarentegen dalen de wachttijden in de medisch-specialistische zorg in een aantal regio’s licht. De scope van deze monitor is Q4 2023, de volgende monitor zal verdere duidelijkheid geven over de regionale zorgcapaciteit en het inzicht in het aantal wachtenden in de regio anno Q1 2024.
NZa Monitor toegankelijkheid van zorg, 21 maart 2024
Seksueel grensoverschrijdend gedrag komt ook in de zorg voor. Tussen collega’s onderling maar ook van zorgverleners naar cliënten. Het aantal meldingen van cliënten en zorgaanbieders over (vermoedens van) seksueel grensoverschrijdend gedrag dat de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) ontvangt steeg de laatste jaren fors. De inspectie onderzocht de meldingen uit 2023 en geeft hier in deze publicatie inzicht in. Ook deelt de IGJ voorbeelden van wat zorgprofessionals doen om seksueel grensoverschrijdend gedrag te voorkomen.
Relevante gezondheidsrechtelijke ontwikkelingen op gebied van wet- en regelgeving en rechtspraak. Dit overzicht is opgesteld door de gezondheidsjuristen van de KNMG.
Het is mogelijk dat uitspraken opgenomen in het onderdeel rechtspraak nog niet onherroepelijk zijn en dat hier nog hoger beroep tegen in wordt gesteld.